Het belangrijkste gedeelte van de door ons ervaren overlast bestaat uit:
- de luid akoestische alarmsignalering (de hoogfrequente “piep”geluiden) en
- het langdurig laten draaien (ook op vol vermogen) van de zeer zware bouw- werkmachines (het laagfrequente “gedreun en gebrom”) .
Hoe moet/kan hier mee worden omgegaan als hierdoor overlast ontstaat?
Hierover hebben wij contact gehad met de Nederlandse Stichting Geluidshinder.
Akoestische signalering
De akoestische signalering van motorvoertuigen moet worden meegenomen bij de beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer en getoetst worden aan de grenswaarden zoals die zijn vastgelegd in de milieuvergunning dan wel in het Activiteitenbesluit. Bij deze beoordeling zal dan een straffactor van 5 dB(A) moeten worden gehanteerd i.v.m. het tonale karakter ervan. De overheid is bevoegd om bij overlastgevende situaties beperkende voorwaarden aan een bedrijf op te leggen. Het gebruik van akoestische signalering is overigens, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, niet bij wet of anderzins verplicht.
Het laagfrequente “gedreun en gebrom”
Geluid wordt op verschillende manieren gemeten. De meetmethode die het meest aansluit bij de “ontvangst”-mogelijkheden van het menselijk oor, wordt dB(A) genoemd.
Bij de die meetmethode wordt minder waarde gehecht aan lage tonen, omdat de mens die minder goed kan waarnemen.
Maar in situaties met hogere volumes (denk aan popconcerten) is het laagfrequente geluid wel degelijk hoorbaar. In dat geval wordt bij het meten meer waarde toegekend aan de lagere frequenties. Die meetmethode wordt dB(C) genoemd.
In het kader van handhaving zijn de waarden in dB(A) bepalend. Maar een gemeente kan de dB(C) waarden formuleren in regels om lage tonen te beheersen. Indien een geluidsbron veel lage tonen bevat zal de dB(C)-waarde veel hoger uitvallen dan de dB(A). Indien de dB(C)-waarde 15 dB hoger is dan de dB(A)-waarde heeft het brongeluid een sterk laagfrequent karakter. Bij de beoordeling van de hinder betekent dat de grenswaarde in het kader van het Activiteitenbesluit van 50 dB(A) in de dagperiode voor de gevel van de woning niet hoger mag zijn dan 65 dB(C) als gemiddelde waarde (langtijdgemiddelde). Voor kortstondige activiteiten wordt een Lmax= 70 dB(A) in de dagperiode gehanteerd.
Kortstondig betekent in dit geval incidenteel.
In ons geval is het verschil tussen dB(A) en dB(C) ongeveer 20 tot 25 dB, zowel in de buitenlucht als binnen in huis,
Bijgaand treft u als voorbeeld een meetpagina uit het akoestisch rapport aan. Het betreft een van de herrie producerende machines. Wat opvalt is dat er geen informatie is opgenomen over de geproduceerde dB(C)-geluidsdruk. Het grote verschil dat zich voordoet tussen dB(A)-meting en dB(C)-meting is op deze wijze dus niet in beeld gebracht en kan derhalve niet in de beoordeling betrokken worden.
We zijn erg benieuwd met welke oplossingen de gemeente Zwolle binnenkort gaat komen.