De EU blijft streven naar vermindering van geluidsoverlast voor haar burgers. Dat blijft nog steeds een probleem. Zie daarvoor ook de actieplannen die Gemeenten in het kader van het terugdringen van overlast moeten maken (voor Zwolle: klik op deze link)
In Europees verband vindt er een herbezinning plaats op de tot nu toe geldende meetnormen.
Geluid wordt op verschillende manieren gemeten. De meetmethode die het meest aansluit bij de “ontvangst”-mogelijkheden van het menselijk oor, wordt dB(A) genoemd.
Bij de die meetmethode wordt minder waarde gehecht aan lage tonen, omdat de mens die minder goed kan waarnemen.
Maar in bepaalde situaties (denk aan popconcerten en windturbines of zware industrie) is het laagfrequente geluid wel degelijk hoorbaar. In dat geval wordt bij het meten meer waarde toegekend aan de lagere frequenties. Die meetmethode wordt dB(C) genoemd.
In het kader van handhaving zijn de waarden in dB(A) in Nederland vooralsnog bepalend. Maar een gemeente kan de dB(C) waarden formuleren in regels om lage tonen te beheersen. Indien een geluidsbron veel lage tonen bevat zal de dB(C)-waarde veel hoger uitvallen dan de dB(A). Indien de dB(C)-waarde 15 dB hoger is dan de dB(A)-waarde heeft het brongeluid een sterk laagfrequent karakter. Bij de beoordeling van de hinder betekent dit dat de grenswaarde in het kader van het Activiteitenbesluit van 50 dB(A) in de dagperiode voor de gevel van de woning niet hoger mag zijn dan 65 dB(C) als gemiddelde waarde (langetijdgemiddelde). Voor kortstondige activiteiten wordt een Lmax= 70 dB(A) in de dagperiode gehanteerd.
In Europees verband wordt steeds meer overwogen om bij het bepalen van geluidsoverlast ook de db(C)-meting te betrekken.